Meer over het Manifest

Manifest voedingswetenschap

Foodwatch roept op het manifest ‘Stop de uitverkoop van wetenschap!’ massaal te ondertekenen. Via het manifest dragen we bij aan het debat over de uitverkoop van wetenschap, maar we hopen dat het niet alleen bij woorden blijft. Het manifest stelt daarom acties voor om de uitverkoop van voedingswetenschap tegen te gaan. Dit zijn natuurlijk niet de enige mogelijke acties om onafhankelijke voedingswetenschap te waarborgen. Door concrete maatregelen voor te stellen, hopen we dat de verschillende spelers zich geroepen voelen om actie te ondernemen.

Hieronder geven we meer uitleg bij de voorgestelde acties in het manifest. Foodwatch biedt hiermee een aanzet, maar geen kant-en-klare oplossing. In de praktijk zullen de verschillende spelers moeten beslissen hoe ze de uitverkoop van onze voedingswetenschap actief een halt toe roepen.

Het wetenschappelijk onderzoek in Nederland is steeds meer afhankelijk van investeringen door de industrie. Uit de 'Wetenschapsbrief' van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap blijkt dat er sinds 2015 een daling is van publieke uitgaven aan onderzoek, terwijl de investeringen van de private sector alleen maar stijgen. Volgens de doelstellingen van de Europa 2020-strategie zou jaarlijks 3% van het Bruto Binnenlands Product naar Research & Development moeten gaan. Om de komende jaren de 3% BBP te bereiken, kijkt de overheid opnieuw vooral naar de bedrijven: “Het kabinet investeert oplopend tot in totaal € 400 miljoen extra in onderzoek en innovatie vanaf 2020 en heeft eerder dit jaar aangegeven in te zetten op het verhogen van de private uitgaven en de versterking van de publieke-private samenwerking.”

De toenemende afhankelijkheid van externe financiering leidt volgens de ‘Vereniging van Universiteiten’ (VSNU) en de ‘Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek’ (NWO) tot doorgeschoten competitie en druk op het systeem. Beide organisaties trekken dan ook aan de bel. Onderzoekers zijn teveel tijd kwijt aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen en peer-review van deze voorstellen. Ze staan onder druk om zoveel mogelijk te publiceren of citaties te verwerven. De disbalans gaat ook ten koste van een duurzame verhouding tussen korte en lange termijn onderzoek en vaste en tijdelijke staf. De stijgende publiek-private samenwerking – die het kabinet stimuleert – kan volgens onderzoek van het Rathenau instituut (2018) ook nog tot andere risico’s met zich meebrengen, zoals voor belangenverstrengeling, de toegankelijkheid van publieke kennis, de balans tussen de verschillende academische, maatschappelijke en economische agenda’s en academische vrijheid.

Zoals we bespreken bij Vraag & Antwoord, staat bij industriefinanciering vooral het belang van de bedrijven centraal, wat ten koste kan gaan van het belang van de samenleving en consument. Financiering door bedrijven resulteert vaak in gunstige onderzoeksresultaten voor de sponsor, leidt de aandacht af van ongunstige resultaten en biedt minder ruimte voor maatschappelijk en fundamenteel onderzoek (zoals naar eerlijke, veilige en gezonde voeding). Wetenschappelijk onderzoek richt zich zo steeds meer (op de verkoop van) producten. Wanneer de wetenschap wordt ingezet om ook de verkoop van ongezonde producten veilig te stellen, kan de samenwerking met bedrijven problematisch worden.

“Hoewel industrieel voedselsysteem-onderzoek voor sommigen voordelen heeft opgeleverd, heeft het ook een aantal aspecten die door velen als ongewenst worden beschouwd, waaronder het feit dat fundamentele ethische kwesties niet worden aangepakt, een beperkte agenda, ongepaste beïnvloeding door het bedrijfsleven en het ontbreken van een werkelijk inclusieve en open aanpak. Naar onze mening is er een transformatie nodig.”

Food Ethics Council

Om het risico op bedrijfsbeïnvloeding via financiering te verminderen, kan een onafhankelijk onderzoeksfonds worden opgericht. Een dergelijk fonds werd al voorgesteld voor het onderzoek naar geneesmiddelen, aangezien ook daar “winstmaximalisatie om voorrang [strijdt] met het maatschappelijk belang”. Ook voor de voedingswetenschap zou dit de afhankelijkheid van en mogelijke beïnvloeding door de industrie kunnen tegengaan.

Zo’n onderzoeksfonds moet beheerd worden door een onafhankelijke derde partij. Dit moet voorkomen dat de financier de resultaten (al dan niet onbewust of onbedoeld) beïnvloedt. Zo wordt ook vermeden dat onderzoekers zich in mindere of meerdere mate verplicht voelen om te voldoen aan de verwachtingen van de geldschieter.

Er moet voor gewaakt worden dat een onafhankelijk onderzoeksfonds ook echt onafhankelijk is en blijft, aangezien de praktijk vaak het tegenovergestelde uitwijst. Het bestuur, de wetenschappelijke- en adviescommissie van zo’n fonds mogen niet bestaan uit leden van de industrie, aangezien dit de onderzoeksagenda kan beïnvloeden. Volgens Marion Nestle, auteur van ‘Unsavory Truth: How Food Companies Skew the Science of What We Eat’ kan het maar op één manier goed werken: via “een industriebreed financieringsprogramma, gefinancierd via een taks of heffing. Bijdragen zouden verplicht worden, niet vrijwillig, waardoor de nood om de donoren te behagen vervalt. Dit idee zou, in theorie, vereisen dat alle voedsel-, drank- en supplementenbedrijven met een omzet boven een bepaald niveau, een vergoeding betalen in verhouding tot hun inkomsten.”

In 2018 bracht de ‘Food Ethics Council’ een speciale editie over de ethiek van voedselwetenschap uit: ‘For whom? Questioning the food and farming research agenda’. Volgens diverse gerenommeerde wetenschappers en experts moet de voedingswetenshap meer in het teken staan van het publiek belang: "We hebben een hoogwaardige onderzoeksagenda nodig die het voedselsysteem versterkt en mensen, de planeet en dieren dient - en die helpt bij het leveren van goed voedsel, voor iedereen, voor altijd."

Het is echter niet eenvoudig te bepalen welk onderzoek al dan niet in het belang van de samenleving is. Soms is het wel duidelijk: volgens foodwatch is onderzoek naar de gevolgen van suikerconsumptie gefinancierd door de suikerindustrie zelf, zeker niet in het publiek belang. Het is niet de bedoeling dat de suikerindustrie de wetenschap gebruikt om haar product in een zo positief mogelijk daglicht te plaatsen en de risico’s te bagatelliseren – terwijl zoveel mensen kampen met overgewicht als gevolg van o.a. de overconsumptie van suikerrijke producten.

Om meer duidelijkheid te verschaffen over welk onderzoek wel of niet in het belang van de samenleving is, kunnen er concrete principes of normen worden geformuleerd - vergelijkbaar met de gedragscode wetenschappelijke integriteit (zie verderop). Dit is uiteraard geen gemakkelijke opgave: ‘het belang van de samenleving’ is tijds- en plaatsgebonden en politiek gekleurd. Bij onderzoeken waar het risico op beïnvloeding door de industrie (ten koste van de consument) echter groot is, zouden de alarmbellen sneller moeten rinkelen. Zoals wanneer FrieslandCampina onderzoek naar de gezondheidseffecten van chocolademelk financiert, of Coca-Cola sponsor is van onderzoek naar de oorzaken van overgewicht. (Klik hier voor meer info over deze voorbeelden)

De Commissies Wetenschappelijke Integriteit van universiteiten, die klachten onderzoeken over mogelijke schendingen van de wetenschappelijke integriteit, zouden er sterker over kunnen waken dat het belang van de samenleving niet wordt geschaad. Via heldere principes of normen met betrekking tot het maatschappelijk belang (al kunnen die fluctuerend zijn) kunnen dergelijke commissies een kader bieden om de risico’s van industriefinanciering te beoordelen. Hierbij kunnen ze bepalen of financiering door de industrie onafhankelijke wetenschap in de weg staat.

Er is zowel in zowel in Nederland als op Europees niveau een set regels ontwikkeld voor de correcte uitoefening van wetenschappelijk onderzoek: de gedragscode wetenschappelijke integriteit. De Nederlandse code omvat 61 normen voor goede onderzoekspraktijken, gebaseerd op de principes: Eerlijkheid, Zorgvuldigheid, Transparantie, Onafhankelijkheid en Verantwoordelijkheid. 

Verschillende normen proberen de samenwerking met en financiering door bedrijven in goede banen te leiden. Foodwatch zet de meest relevante normen uit de code op een rijtje:

Kunnen als ‘schending wetenschappelijke integriteit' gelden (en gesanctioneerd worden):  

  • Norm nr. 7: Maak als het onderzoek in opdracht uitgevoerd wordt en/of door derden wordt gefinancierd altijd duidelijk wie de opdrachtgever en/of financier is.  
  • Norm nr. 8: Betracht openheid over de rol van externe belanghebbenden en over mogelijke belangenconflicten. 
  • Norm nr. 44: Wees open en volledig over de rol van externe belanghebbenden, opdrachtgevers, financiers, mogelijke belangenconflicten en relevante nevenwerkzaamheden. 
  • Norm nr. 55: Wees open en eerlijk over mogelijke belangenconflicten.

 Kunnen niet als ‘schending wetenschappelijke integriteit’ gelden maar wel als bedenkelijk gedrag/lichte tekortkoming:

  • Norm nr. 1: Houd bij de bepaling van onderwerp en inrichting van het onderzoek rekening met de belangen van wetenschap en/of samenleving. 
  • Norm nr. 2: Doe onderzoek dat wetenschappelijk en/of maatschappelijk van betekenis kan zijn. 
  • Norm nr. 18: Vermijd dat de keuze van de onderzoeksmethode, de data-analyse, de beoordeling van de resultaten en de weging van mogelijke verklaringen worden bepaald door buiten-wetenschappelijke belangen, argumenten of voorkeuren (bijvoorbeeld commerciële of politieke). 
  • Norm nr. 54: Wees bij deelname aan het publieke debat open en eerlijk over de rol waarin die deelname plaatsvindt en over de aard en status van die deelname. 

De gedragscode moet door alle betrokkenen bij wetenschappelijk voedingsonderzoek bekend en gekend zijn en nageleefd worden. Zonder naleving (en controle), blijven het vooral codes op papier. 

WIL JIJ OOK DAT DE UITVERKOOP VAN DE VOEDINGSWETENSCHAP STOPT? WIL JE VOLLEDIG KUNNEN VERTROUWEN OP DE WETENSCHAP? ONDERTEKEN DAN ONS MANIFEST!