Meer info

Glyfosaat is het meest gebruikte onkruidbestrijdingsmiddel ter wereld. Onkruidbestrijdingsmiddelen zoals Roundup liggen al langer onder vuur vanwege de gezondheidsschade die het werkzame bestanddeel, glyfosaat, mogelijk kan aanrichten aan mens en dier. In tegenstelling tot eerdere  bevindingen van toezichthouders, en zelfs van eerder onderzoek van de WHO zelf, classificeerden de onderzoekers van het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het middel in maart 2015 als “waarschijnlijk kankerverwekkend”  – de op één na hoogste risicocategorie die door het Agentschap wordt gehanteerd. Deze ernstige en gewichtige conclusie van de Wereldgezondheidsorganisatie, een gezaghebbend internationaal orgaan, toont aan dat de pesticide dringend verboden moet worden – in ieder geval totdat er wetenschappelijke consensus bestaat dat het middel veilig is. 

De zogenaamde ‘totaalherbicide’ glyfosaat is onder anderen een actief werkzaam bestanddeel in het middel Roundup, dat door Monsanto wordt verkocht. Dit wereldwijd opererende agro- en chemiebedrijf verkoopt ook genetisch gemodificeerde zaden die resistent zijn tegen Roundup. Door de wereldwijde teelt van deze zogenaamde ‘Roundup Ready’ planten is ook het gebruik van het bestrijdingsmiddel, met name in Noord en Zuid Amerika, dramatisch gestegen.

In Europa, waar momenteel geen van deze gemodificeerde planten voor de teelt is toegestaan, wordt glyfosaat in de conventionele landbouw gebruikt ter voorbereiding van akkers voor het zaaien. Ook wordt het net vóór de oogst gebruikt, om die te vergemakkelijken door gelijktijdig al het graan te doden (zogenaamde “uitdroging”). Daarnaast wordt graan wereldwijd verhandeld; residuen kunnen dus ook uit het buitenland geïmporteerd worden. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij genetisch gemodificeerde soja, dat op grote schaal in veevoer in Europa wordt gebruikt.

Glyfosaat mogelijk kankerverwekkend

Tot op heden werd glyfosaat “slechts” als giftig voor mensen beschouwd. Grenswaarden voor residuen in levensmiddelen moeten ervoor zorgen dat de consument niet te veel van de stof binnen krijgt. De waarde voor de zogenaamd acceptabele dagelijkse inname (ADI) is 0.3 mg glyfosaat per kg lichaamsgewicht. Het Duitse instituut voor risicobeoordelingen, het Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR), gaf onlangs aan zelfs een verhoging van deze waarde met bijna 70 %, naar 0.5mg per kg, als ongevaarlijk te beschouwen. Hieruit vloeien maximum residu limieten (MRLs) voort, maar deze zijn afhankelijk van het verbouwde gewas. Wanneer MRLs niet kunnen worden nageleefd, kunnen ze worden verhoogd. Op verzoek van Monsanto werd bijvoorbeeld de grenswaarde voor linzen van 0.1 mg/kg in honderdvoud verhoogd tot 10 mg/kg, nadat uitdroging ook voor peulvruchten een gebruikelijke vorm van oogsten werd. Het gevolg: glyfosaatresten kom je inmiddels overal tegen. 

Steekproefsgewijs werd de stof zelfs gevonden in menselijke urine en moedermelk, ook in stedelijke omgevingen. Dit wijst erop dat inname niet alleen via de omgeving plaats vindt, maar ook via voeding. In maart 2015 merkte het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de stof aan als “waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens.” Ook wijst de Wereldgezondheidsorganisatie op een gematigde kans dat glyfosaat mutagene (DNA-beschadigende) eigenschappen zou hebben. Hiermee plaatst de WHO de stof in de op één na hoogste risicocategorie. Het uitgebreide rapport, dat eind juli door de WHO werd gepubliceerd, onderbouwt deze bevindingen met wetenschappelijke studies. Met de classificatie “waarschijnlijk kankerverwekkend” zouden grenswaarden komen te vervallen, omdat mutagene (DNA-beschadigende) stoffen zelfs in kleine hoeveelheden grote schade kunnen veroorzaken. Naast de carcinogene effecten zijn er ook aanwijzingen dat glyfosaat misvormingen bij embryo’s kan veroorzaken en hormoonverstorend zou kunnen zijn. In tegenstelling tot de bevindingen van het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek van de WHO, heeft de JMPR, een aparte WHO commissie die samenwerkt met de Wereldvoedselorganisatie (FAO) tot nu toe te mening ingenomen dat het middel onschadelijk zou zijn. Ook de verantwoordelijke instantie in Duitsland (het rapporterende lidstaat voor glyfosaat), het Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR), kwam in haar aanbevelingen aan de EU van april 2015 tot dezelfde conclusie. Het gedetailleerde IARC rapport was toen echter nog niet beschikbaar.

Neem het voorzorgsbeginsel serieus!

Het voorzorgsbeginsel  is een basisbeginsel in de Europese levensmiddelenwetgeving, en is vastgelegd in verordening 178/2002. Uit dit beginsel volgt dat bij twijfel over de gezondheidseffecten van glyfosaat, actie moet worden ondernomen om consumenten te beschermen. De onzekerheid over de kankerverwekkende effecten van glyfosaat kan daarom slechts één gevolg hebben: er moet onmiddellijk een tijdelijk verbod worden ingesteld voor het gebruik van deze stof, en hernieuwde toelating moet worden uitgesteld totdat wetenschappelijk, en zonder enige twijfel, is aangetoond dat het ongevaarlijk is.

Zorg dat industrie geen invloed uitoefent op risicobeoordelingen!

De aanpak van officiële risicobeoordelingen van pesticiden en andere chemische stoffen moet dringend worden verbeterd. Tot nu toe is het proces ondoorzichtig en wordt het te gemakkelijk beïnvloed door belangen van industrie. Achter de schermen wordt hevig gelobbyd door belangengroeperingen. Chemiebedrijven zoals Monsanto reageren steevast verontwaardigd op kritisch onderzoek. Studies over de veiligheid van stoffen worden vaak gefinancierd door dezelfde bedrijven die ze produceren. Veel van deze studies zijn, onder het mom van “bedrijfsgeheim,” niet publiek toegankelijk. Dit betekent dat consumenten deze studies niet kunnen inzien, en ook niet kunnen verifiëren. Daarnaast bestaan er ook vaak nauwe persoonlijke banden tussen de bevoegde autoriteiten en de grote bedrijven. Om een voorbeeld te noemen: in de BfR commissie voor pesticiden zitten meerdere medewerkers van chemiebedrijven. Volgens lobbywaakhond Corporate Europe Observatory heeft 59% van de EFSA deskundigen (112 van de 209) een belangenconflict als gevolg van directe of indirecte banden met de industrie. De ondernemingen die van de verkoop van chemische producten profiteren, kunnen zo grote invloed uitoefenen op de instanties die hen moeten beoordelen. In de beoordeling van glyfosaat die begin 2015 werd uitgebracht heeft het BfR bijvoorbeeld ook rekening gehouden met de mening van de zogenaamde ‘Glyphosate Task Force’  – een lobbygroep van Monsanto, Syngenta en andere bedrijven die werd opgericht met het doel om een verlenging van de toelating van glyfosaat te bewerkstelligen.

Word donateur

foodwatch is onafhankelijk dankzij jou. Zonder jouw steun zijn we nergens. We voeren onafhankelijk de consumentencampagnes die jij en wij noodzakelijk vinden. foodwatch accepteert dus geen subsidies van de overheid en giften van voedselbedrijven. Word daarom vandaag nog donateur! Doneer nu>>